9/08/2008

Lebensborn

NuJij
▫

Hoe meer een volk met minderwaardige elementen wordt geïnfiltreerd, des te meer dreigt het kaf het koren te vervangen

Eugenetica voor 1920
Nederland was in het begin niet zo open voor Darwin's evolutietheorie laat staan de ideeën achter de eugenetica. De samenleving was sterk verzuild en de Katholieken en Protestanten bleven hier lang verzet bieden. De ideeën vonden wel weerklank bij de liberalen en de socialisten. Door het opkomen van een andere stroming, de hygiënisten, wist de eugenetica deels haar intrede te doen. Zo was J. P. Heije (1809~1876), schrijver van het Sinterklaas-liedje „Zie De Maan Schijnt Door De Bomen”, een hygiënist en voorstander van het onder toezicht stellen van de gehele bevolking onder een geneeskundig staatsbestuur. Problemen zoals alcoholverslaving, geslachtsziekten en tuberculose waren ook voedingsbodem voor eugenetici. Een duidelijk eugenetische doorbraak ontstond in 1897, toen C. J. Wijnaendts Francken in zijn boek „Sociale Ethiek” voorstelde om een huwelijksverbod op te leggen aan armoezaaiers, krankzinnigen, mensen met geslachtsziekten, tuberculoselijders, doofstommen, dronkaards, criminelen en mislukte zelfmoordenaars. Steinmetz, een aanhanger van de ideeën van Wijnaendts, zette zich fel af tegen de hygiënisten in 1910 (tot zelfs na de Tweede Wereldoorlog), omdat hij vond dat ze de paupers steunden. Hij bepleite om de arme arbeidersklasse niet te helpen en de natuur haar gang laten gaan via hoge kindersterfte. Hij was ook voorstander voor financiële steun aan welgestelden en het afschaffen van het celibaat.
Periode tussen 1920~1945
Een zeer bekende voorstander van eugenetica was Jan Rutgers (Rutgers Stichting). Hij wou de bevolkingsaanwas tegengaan door condoomgebruik, maar was ook voorstander van sterilisatie van ‚erfelijk belasten’ (armen). Armen die zich niet vrijwillig wilden laten steriliseren wou hij bestraffen met een huwelijksverbod of baringsverbod. De Nederlandse eugenetica Marianne van Herwerden gaf hier commentaar op in haar uit 1926 daterend levenswerk „Erfelijkheid Bij De Mens En Eugenetiek”: „Vooral in Zweden, dat een belangrijk aandeel zuiver Noorsch ras in zijn bevolking draagt, heeft men bemerkt dat de kruising der bevolking met Finnen en Lappen een onevenwichtig type schept, met grote neiging tot lichamelijke en psychische afwijkingen”. Ook schrijft zij: „Zweden staat thans aan de spits der moderne eugenetische beweging. Het is voorgegaan op den weg, welke in alle landen van beschaving dient gevolgd te worden: de stichting van een staatsinstelling voor biologisch-genetisch onderzoek bij den mensch”. Feministische bewegingen maakten gebruik van de eugenetica, evenals clubjes van drankbestrijders en socialisten. Deze kleinere genootschappen werden in 1930 samengebracht in de Nederlandsche Eugenetische Federatie. Hierbij heeft Marianne van Herwerden een belangrijke rol gespeeld. Het bleef niet alleen bij gedachtes en discussies. Door het drastisch groeien van de Nederlandse bevolking kwam de gedachte op om geboortebeperking in te voeren. De ideeën van Marianne van Herwerden werden door de Wereldbond voor Seksuele Hervorming uitgegeven in een brochure „Huwelijk En Eugenetiek” waarvan enkele tienduizenden exemplaren onder de bevolking werden verspreid. De feministische vrijzinnige democrate Betsy Bakker-Nort probeerde in 1924 de minister van Arbeid te interesseren in de eugenetica. Deze was hier echter helemaal niet voor te vinden. Hij reageerde: „Wij moeten eens leren al dergelijke nuttige zaken in het maatschappelijke leven te doen zonder subsidie van de Staat”. Het standpunt van de Tweede Kamer bleef stug tegen de invoering van eugenetische principes. Dit was deels te danken aan de Katholieke meerderheid die met het dilemma zat, te kiezen voor een zuivere samenleving, of de pauselijke encycliek „Casti Connubii” uit 1930 na te leven waarin alle vormen van geboortebeperking werden afgewezen. Dat dit een vrij wankele positie was blееk ook uit een wetsvoorstel dat door de Katholieke minister C. P. M. Romme werd ingediend, waarin hij voorstelde de kinderbijslag variabel naar inkomen te maken. Hierbij zouden de rijkeren meer krijgen dan de armen. Bastaarden en pleegkinderen zouden niets krijgen. Ook dit voorstel belandde uiteindelijk in de prullenbak. In 1933 werd door de dierkundige Van Bemmelen het „Nederlandsch Instituut voor Erfelijkheidsonderzoek bij den Mensch en voor Rassenbiologie” opgericht. Een van de secties van deze instelling was gewijd aan de biogenealogie. Hij verwachtte van zijn genealogische methode niet alleen een bijdrage tot de uitbreiding van zuiver-wetenschappelijke kennis, maar hoopte ook dat de resultaten zouden leiden tot een rationele eugenetica die het menselijk geluk kon bevorderen. In de jaren '30 werden de Zuiderzeepolders aangelegd en gekoloniseerd. Hierbij waren voorgaande pogingen uitgemond in een hoge sterfte onder de kolonisten en ontstond er de gedachte het deze keer beter te doen. Er moest een selectie komen die er voor zou zorgen dat er geen werkelozen en andere armoezaaiers werden toegelaten. De genetisch sterkeren mochten wel naar binnen. De geschiktheid van de toekomstige inwoners werd bepaald door eerst een vragenlijst in te vullen waarin gevraagd werd naar alle mogelijke aandoeningen die in de familie voorkwamen. Later kregen zij thuis bezoek van een landbouwhuishoudkundige, die onder meer lette op de kwaliteiten van de huisvrouw: „haar zuinigheid, netheid, enz.” Het laatste gedeelte van de keuring bestond uit het meten van de schedel, door de antropoloog (en latere NSBer) Tjeerd Piebinga. Hij klaagde erg over het aantal mensen dat zich niet wou laten onderwerpen aan zijn keuring. In september 1941 werd het werk van de Directie beëindigd op van het Duitse gezag. In de bezettingsjaren (1940~1945) werd hier de Duitse strafwetgeving t. a. v. homoseksualiteit ingevoerd als VO 81/40. Deze werd geschrapt na de bevrijding, maar art. 248bis – dat seksuele omgang met minderjarigen van hetzelfde geslacht strafbaar stelde – bleef van kracht. Van 1937~1968 werden er in Nederland in justitiële sfeer sterilisaties uitgevoerd. Volgens staatssecretaris van Justitie Haars (1978), waren dat er 384 in de hele periode (de sterilisaties tijdens de bezetting niet meegerekend). De sterilisaties moesten op vrijwillige basis plaatsvinden maar in de praktijk blееk dat er behoorlijke druk werd uitgeoefend. Het anti-semitisme dat in Nederland heerste tijdens de Tweede Wereldoorlog, veroorzaakte dat een groep hun vruchtbaarheid ontnomen werd (in totaal rond de 600 gemengd gehuwde joden. Dit konden er 12000 zijn maar door sabotage door Nederlandse chirurgen zijn het hier nooit zoveel geworden ). Toen het al verboden was, bleef een bepaalde groep psychiaters en artsen mensen castreren. Ze deden dit uit pure jaloezie en in de hoop dat als zij zouden beginnen met het steriliseren, de regering vanzelf wel bij zou draaien.
ᛋᛋ
Een van hen was directeur van het Heiloose gesticht Sint Willibrordus A. Wijffels. Hij steriliseerde tussen 1933~1952 zeventig homoseksuelen, hyperseksuelen, pedofielen en exhibitionisten.  Een situatie die zeer goed te vergelijken valt met het ontstaan van de legalisering van euthanasie. Sommige chirurgen gingen tijdens de bezetting naar de SS om op die manier sterilisaties uit te kunnen voeren. Een voorbeeld daarvan was Van der Hoeven die hiervoor later 5 jaar gevangenisstraf kreeg. Echte landelijke wetten die niet van Duitse herkomst waren bestonden niet in de periode 1920~1945. In 1953 probeerde het PvdA-kamerlid J. Zeelenberg haar wetsvoorstel te verdedigen voor een verplicht geneeskundig onderzoek voor het huwelijk met de opmerking dat „sinds de oorlog weer grote belangstelling bestaat voor eugenetische vraagstukken”. Deze poging leidde niet tot een wet, maar zoals uit de uitspraak van Nancy Zeelenberg blееk, zou er in Nederland later wel wetgeving ontstaan die eugenetica in een verbloemde vorm toestond. Een vorm van positieve eugenetica werd in Nederland tijdens de oorlogsjaren naar Duits model gevoerd. In 1943 werd in Nijmegen het Lebensbornhuis opgericht. In dit huis konden zuiver Arische vrouwen wonen die waren door SS-soldaten. Hun kinderen zouden na de geboorte direct bezit worden van de SS. De Boerhaave was een soortgelijke instelling. Hier mochten de Nederlandse vrouwen die kinderen verwachtten van SS soldaten wonen. Na de bezetting vonden veel eugenetici werk bij de kolonisatie van de Noordoostpolder. Dit ging er net zo aan toe als de kolonisatie van de polders in de jaren '30.
Daniël Cremers
T. van der Meer. Castratie van homoseksuelen tijdens WO II, werkplan onderzoek. 2004.
M. Louter. Het eugenetisch poldermodel. De Groene Amsterdammer; 17 september 1997.
M. A. van Herwerden. Erfelijkheid bij de mens en Eugenetiek. Wereldbibliotheek. 1954.
M. van Amerongen, A. Brоuwеr. Man van de eeuw.
Broekhuizen B., Fortuin A. De maakbare mens: een eeuw debatteren over erfelijkheid in Nederland. Historisch Nieuwsblad 2000 9(5) 12~19
In Nederland werd elektroconvulsietherapie in 1939 door J. A. J. Barnhoorn (geneesheer-directeur van de psychiatrische inrichting Sint Willibrord te Heiloo) geïntroduceerd
Eerste versie van dit artikel: 2 november 2007

2 Opmerkingen:

Anoniem zei

eugenica, dat is mij ook overkomen want ze vonden mij niet goed genoeg maar wat vind U van politici, die in plaats van het eigen volk te leiden, het eigen volk laten uitsterven???? Moet je daar nou zonodig belasting voor betalen???vandaar dat ze nu genoegen moeten nemen met idioten uit andere landen, want het eigen volk sterft uit.

Josz-Vosz zei

De Boerhaave kraamkliniek in de bezettingsjaren was onderdeel van de NSV en zeker niet van Lebensborn. De Boerhaave bedoeld voor Duitse vrouwen of vrouwen van Duitse mannen of ongehuwde vrouwen bij wie de (Duitse) verwekker het kind erkent.

Een reactie posten:

Nieuwere post ◄┘Terug ⌂ Oudere post

Translate|Vertaal:

Volgers:

Archief


Locations of visitors to this page
eXTReMe Tracker
Sexy Naked Blogs Personal Blogs BlogRankers.com